zondag 9 oktober 2016

Pollenzo



Pollenzo is een klein plaatsje in Piemonte in de buurt van Bra (dat weer in de buurt van Alba ligt), al in de tweede eeuw voor Christus ontstaan en ook nog eens de plaats waar op 6 april 402 de Romeinse generaal Flavius Stilicho de Visigoten van Alarik versloeg in een stevige veldslag. Tegenwoordig ontleent het zijn faam aan iets heel anders.

Overigens moeten we in dit kader niet denken dat Stilicho hoogstpersoonlijk de vijand in de pan hakte. Het echte werk liet hij natuurlijk over aan zijn voetvolk, of in dit geval zijn paardvolk van de cavalerie. Generaals sterven, zo zegt het spreekwoord, in bed. In zijn geval als gevolg van onthoofding, in Ravenna op 22 augustus 408. Het zit niet altijd mee in het leven.

Aan de veldslag van Pollenzo (de rijmende Romeinse dichter en senator Claudianus wijdt er, betaald door Stilicho, in zijn De Bello Gothico nog een vijftal verzen aan) zat trouwens een luchtje. Het was geen fair play van de kant van de Romeinse generaal. Die dag was het namelijk Pasen en dan vochten christenen niet. De Visigoten waren als Ariaanse christenen net aan de mis begonnen toen ze door de Romeinse hulptroepen op de flank werden aangevallen. Dat waren heidense Alanen en die hoefden van Stilicho niet naar de kerk.

Hoe dan ook: het Romeinse verleden is in Pollenzo nog altijd aanwezig in de vorm van de restanten van een amfitheater. Dat is overigens voornamelijk een diepe kuil in het midden van het dorp. De vorm van het amfitheater blijft herkenbaar doordat, net als bij het Piazza dell'Anfiteatro in Lucca, huizen op de fundamenten van de oude tribunes zijn gebouwd. In de historische resten van de arena worden nu voornamelijk tomaten verbouwd.

Neogotische baksteen
Neogotische kerk
Neogotisch interieur met Franse invloeden

In de negentiende eeuw namen de neogoten Pollenzo in. Dat is een ongelooflijk flauwe woordspeling, maar feit is wel dat Pollenzo sinds die tijd beschikt over een curieuze neogotische kerk, gelegen aan een monumentaal plein waaraan zich eveneens vanaf 2004 Pollenzo’s grote trots bevindt, de Università degli Studi di scienze gastronomiche. 

Pollenzo is, met andere woorden, het walhalla van de slow food beweging, de heilige graal van het langzame eten. Er is dan ook sprake van een Manifest van Pollenzo, waarin de onvoorwaardelijke liefde voor de gastronomie wordt beleden. 

De plek van de langzame lunch
Dat hebben we licht uitgeprobeerd met een langzame lunch in het café van het hotel dat in de universiteitsgebouwen is ondergebracht.

Het meest intrigerende in het hele complex is zonder meer de Banca del Vino waarin, naar eigen zeggen, het historisch geheugen van de Italiaanse wijn wordt opgebouwd door de beste wijnen van het schiereiland te selecteren, op te slaan en te bewaren. Nu gaat wijn op een bepaald moment onherroepelijk bederven, dus dat bewaren moet je niet al te strikt doorvoeren, denken wij zo. Gelukkig bestaat ook de mogelijkheid om de wijnen te proeven. Jammer genoeg had in ons geval de bank net middagpauze. En evenmin hadden we eraan gedacht te onze aanwezigheid vooraf te melden.

Maar we gaan vast en zeker, na een deugdelijke prenotazione, een keertje terug om ons uit het productaanbod van meer dan 300 kwaliteitsbedrijven  te laten verrassen door een mooie selectie van maximaal vijf van de (h)oudbare wijnen die in de bank liggen opgeslagen. Vijf is het maximale aantal dat je mag proeven, want dronkenschap wordt in de bank niet getolereerd.

zaterdag 1 oktober 2016

Carpi



Carpi is op dit moment weliswaar een goed bewaard geheim, maar het is de vraag hoe lang dit nog zo zal blijven. Rustig ligt het nu nog een beetje te suffen in de Po-vlakte, een paar kilometer boven Modena, maar in schoonheid steekt het zijn grote broer naar de kroon. Wie in de buurt is moet snel maar een kijkje gaan nemen.


Wij stootten bij toeval op Carpi. Dat had te maken met het feit dat we ook eens Modena wilden bezoeken, de bakermat van de balsamico. Dat werd een beetje vervreemdende ervaring. Met Modena is op zich niets mis, maar we kwamen eigenlijk nergens balsamico tegen. Geen enkel klein, fijn winkeltje in de binnenstad dat ons naar binnen wilde lokken om tegen een pakkende, pittige prijs culinair uit ons dak te gaan en minstens dertig jaar oude hemelse aceto van een unieke soort aan te schaffen.

In slechts twee obscure winkeltjes troffen we een kleine selectie in de etalage aan, met het verzoek daarvan geen foto’s te maken. Selfie met balsamico, het blijft een gemiste kans. Heel anders was dat toen we een paar jaar geleden in Rome over de markt van het Campo de’ Fiori liepen. Daar werden we bijkans (in overdrachtelijke zin) doodgegooid met leukige en, qua prijs, op Amerikaanse toeristen afgestemde flesjes van het spul, zorgvuldig van smaak ontdaan door de brandende zon die er al maanden op moeten hebben geschenen. Ware balsamico gedijt het best op stoffige en schemerige zolders.

Maar daar gaat het hier niet om, want we willen het over Carpi hebben. Carpi is niet van gisteren, want het schijnt wortels te hebben in de prehistorie. In de middeleeuwen kwam er echt de vaart in en ontstond het ruim bemeten Piazza dei Martiri met het daaraan gelegen Palazzo dei Pio, genoemd naar het geslacht dat in de periode 1319 tot 1525 in Carpi de baas speelde.

Dat paleis is echt een plaatje. Een gravure die daar ergens is opgehangen laat zien hoe het in lang vervlogen dagen als vesting met slotgracht en al Hollywood- (of Disneyland-?) kwaliteit lag uit te stralen. 

Nu is het onderdeel van de stad geworden, maar het is nog steeds imposant en indrukwekkend met zijn Passerino Bonaccolsi toren, de renaissancevoorgevel, de Galasso Pio toren, de uurwerktoren uit de 17e eeuw, het centrale binnenplein naar een ontwerp van Bramante en de kapel met fresco's van Bernardino Loschi en Vincenzo Catena. 

Op een ander binnenplein is een fors monument opgetrokken dat de Jodenvervolging van de Tweede Wereldoorlog gedenkt. Dat lijkt, gezien de eigen Italiaanse positie in de tweede wereldoorlog, misschien een beetje hypocriet, maar in het licht van het feit dat zich in de directe omgeving indertijd het concentratiekamp van Fossoli bevond, van waaruit Italiaanse joden (onder hen bevond zich Primo Levi) naar de Duitse vernietigingskampen werden gestuurd, ook wel weer begrijpelijk.

Carpi is ook de geboorteplaats van de filmregisseur Liliana Cavani, vooral bekend van de ontregelende en diepzwarte film The Night Porter (Il portiere di notte), waarin ze op indringende wijze duidelijk maakt dat ook na het einde van  de oorlog de vernietiging van menselijkheid en menselijke waardigheid doorettert.

Maar daar is gelukkig weinig van te merken als bij ons bezoek op het Piazza dei Martiri de wekelijkse markt plaatsvindt, veel leuker dan die toeristenmarkt in Rome, met echte Italianen die echte dingen kopen voor echt gebruik. 

Het verhindert weliswaar het zicht op de monumentale bebouwing, maar maakt de hele boel wel een stuk levendiger. En een leuke markt verlaten we altijd, zo materieel zijn we ook wel weer ingesteld, met een aantal leuke dingetjes.

Het zicht op de Duomo, waar in 1514 mee begonnen werd en die in 1774 barok werd voltooid, wordt overigens eveneens onttrokken door schuttingen. Daar kunnen we dus niet in.

Verder rondkijkend in Carpi valt ons de aanwezigheid van een groot aantal bouwkranen en steigers op. Heel monumentaal Carpi lijkt aan een fikse opknapbeurt te worden onderworpen. Dat zou je kunnen toeschrijven aan het feit dat de stad bij de aardbeving van 2012 flink werd toegetakeld, maar de voortvarendheid waarmee de boel wordt opgeknapt en verfraaid is daarmee niet afdoende verklaard.

Daarom ontwikkelen wij een andere en veel uitdagender theorie: Hier is sprake van een grootse poging om Carpi op de kaart te zetten. Het zou ons niets verbazen als over een paar jaar, wanneer de steigers zijn afgebroken en de bouwvakkers zijn vertrokken, de grote sprong voorwaarts wordt gemaakt. Carpi wordt Europese culturele hoofdstad van het jaar 2019. Officieel staan Matera en Plovdiv nog op de agenda, maar dat gaat binnenkort veranderen. Mark our words!