Omdat we net het Monteverdi-festival in
Cremona hadden gemist en de daarbij behorende tweedaagse muzikale boottocht op
en neer naar Venetië iets te veel van het goede vonden konden we de vierde editie van Trame Sonore, het kamermuziekfestival van Mantua, niet voorbij laten gaan. Dus stonden we zondag
5 juni vroeg op om nog net de laatste dag mee te kunnen pikken.
Een
bezoek aan Mantua, zo bleek maar weer toen we door de stad liepen en ons
onderdompelden in het festivalgevoel, is altijd de moeite waard. Cees Nooteboom
heeft eens (in 1981 al weer) een heel mooi verslag over Mantua gepubliceerd en
sinds we dat lazen zijn we verkocht. “Waarom ben ik hier?” vraagt Cees zich
retorisch af. “Een maand geleden was ik in Londen en bezocht de grote Japanse
tentoonstelling, kunst uit de tijd van de Tokugawa-shoguns. Tegelijkertijd was
er in het Victoria and Albert een tentoonstelling over de Gonzaga’s, heersers
van Mantua van de veertiende tot de achttiende eeuw. Tokugawa’s, Gonzaga’s,
absolute heersers, samoerai en condottiere, hoven die zich met schittering
aanzien wilden verschaffen en kunstenaars naar zich toe trokken, iets in die
overeenkomst trof me. De twee tentoonstellingen gaan over de heersers, niet
over de kunstenaars, maar het is de kunst waar we naar komen kijken, niet naar
de verpulverde heerser.”
Prachtige
taal. En wat te denken van de zinnen
waarmee hij zijn verslag begint: “Het is natuurlijk onzin wat ik doe:
een stad uitlopen om er weer naar terug te keren, maar het is wat ik doe.
Terwijl ik loop kijk ik niet om, anders zou alles vervluchtigen, smelten,
verdwijnen. Het gaat om een alsof. Alsóf ik te voet, uit de lage, kille
Lombardijse vlakten aan kom zetten, een figuur in de mist. Ik moet mij
verbeelden dat ik lang getrokken ben door het landschap van de Mincio, de
rivier van Vergilius, en dat ik aan het eind van mijn reis een visioen zal
zien, het silhouet van Mantua. Ik hoor mijn eigen stappen op de lange brug.
Links en rechts een wijde watervlakte, het Lago Superiore, het Lago di Mezzo.
Twee vissers als een Japanse tekening op hun boot in de nevel. Alles is heel
stil. Ik ga een eindweegs de weg naar Verona op, dan word ik een echte reiziger
en draai mij om en nader de stad van de Gonzaga’s.”
![]() |
Het silhouet van Mantua vanaf de weg naar Verona |
Maar
het is niet de bedoeling van dit stukje om uit te wijden over Cees. Wie zijn beschouwing Op haar gebeente bouwden zij Mantua wil lezen kan bij Google Books terecht.
Wij
arriveren per auto, vanaf het zuidwesten en parkeren heel prozaïsch in een
garage aan de rand van het centrum. Op het gevoel begeven we ons naar de Basilica di Santa Barbara, waar om mezzogiorno het Ricercare Ensemble een
(herhaald) concert geeft met muziek van Monteverdi en Mozart. Monteverdi, omdat
je als Mantuees koor natuurlijk niet om de grote meester heen kunt. En Mozart,
omdat dat het thema is van het festival van dit jaar. Muzikaal helemaal in
orde, en bijzonder door de gewaarwording dat je je op historisch terrein
bevindt. Eens, het kan haast niet anders, moet ook Monteverdi in deze kerk zijn
geweest. Misschien om er op te treden, misschien (maar dat is niet
waarschijnlijk) om dezelfde muziek uit te voeren die nu weerklinkt vanuit de
hoogten van de orgelomgang halverwege de kerk.
Na
een half uurtje zingen daalt het koor af om het applaus in ontvangst te nemen
en op de begane grond als toegift het Ave
Verum Corpus van Mozart te vertolken. Tot op de draad versleten en bijna
een cliché, ongeveer door elk Nederlands amateurkoor met klassieke inslag wel
gezongen. Deze uitvoering vindt echter plaats met accordeonbegeleiding en, het
moet gezegd, zelden hebben we een accordeonist zo ingetogen, subtiel en
gevoelig bezig gehoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten