De vorige keer hebben we Gianni verlaten bij het nuttigen van cipolle ripiene.
In een setting waarin Gianni het bestuur over zijn huishouden overliet aan zijn
zuster Irena. Want een man heeft, zoals we constateerden, weinig te zoeken in
de keuken.
Deze
huishoudelijke dienst werd alleen in de zomer onderbroken als de zus uit
Engeland een paar weken op vakantie kwam en blij was haar natuurlijke
Italiaanse staat van zijn weer op te nemen. Daar werd ze ontzettend gelukkig en
luidruchtig van. We kunnen ons eigenlijk niet meer herinneren of we haar man
ooit aan haar zijde hebben gezien. Hij was onzichtbaar of afwezig, wat overigens
op geen enkele wijze afbreuk deed aan haar geluksgevoel. De kinderen die
meekwamen (of mee moesten) ervoeren, aan de andere kant, een fundamenteel
gevoel van ontheemding. Anders gezegd: ze verveelden zich te pletter in dit
dorp van negen huizen, tien kippen, vier katten en een Duitse herder die naar
de naam Lupo luisterde. Zodra de kans
zich voordeed volgden ze hun vader in zijn onzichtbaarheid of afwezigheid.
![]() |
Lupo, 1 of 2? |
Lupo
was daarentegen een constante factor. Daar kon zelfs de dood geen verandering
in brengen. Dat wil zeggen dat de Lupo die we als eerste hadden leren kennen op
enig moment weliswaar het tijdelijke voor het eeuwige verruilde, maar naadloos
werd opgevolgd door een uiterst identiek tweede exemplaar dat voor het gemak
eveneens naar de naam Lupo luisterde. Binnen een jaar waren ook de daden van
beide honden geheel in elkaar
overgevloeid en was bij zowel Gianni als Irena het besef verdwenen dat in de
realiteit van hun bestaan sprake was van een volgordelijkheid van twee
verschillende wezens. Hun verhalen gingen, indien de gelegenheid zich voordeed,
altijd over de hond Lupo, die al heel lang bij hen was en (trouwe
metgezel!) vermoedelijk eeuwig bij hen zou blijven.
Met
een vrouw in de keuken kon Gianni zich concentreren op zijn lotsbestemming:
gras maaien en hout hakken. Daartoe verplaatste hij zich op antiquarische
oranje bergtractoren (trattori cingolati)
van het merk Fiat. Luidruchtige machines op rupswielen die elk plaveisel weten
te kraken en elke helling (desnoods als een cinghiale
dwars over struiken en bomen heen) weten te nemen. Hij had er twee, bijna
identiek, maar toch in wezen en karakter duidelijk van elkaar onderscheiden
(waarom heb je er anders twee?) die wisselend bereden werden. Hun geplof en
gereutel bij het verlaten van de stal diende ons menigmaal als wekker. Je kon
eveneens aan hun naderende herrie de klok gelijk zetten voor de lunch. Alleen
de wolken tamelijk vervuilde dieseldamp die over ons terras trokken waren niet
zo heel erg aangenaam.
Oude
machines, allang uit de handel genomen, hebben de eigenaardigheid dat
reserveonderdelen zeldzaam worden of gaan ontbreken. Maar contadini op het Italiaanse platteland zijn uiterst zelfvoorzienend
en handvaardig. Met ijzerdraad wordt de motor bij elkaar gehouden en wat er ook
gebeurt en wat er ook af valt, ze blijven rijden. Alleen de hoeveelheid geluid
en de hoeveelheid dieseldamp worden steeds groter. Maar hoe dan ook: een contadino blijft een contadino die blijft maaien tot hij
erbij neervalt.
Dat
laatste leek letterlijk het geval toen we bij aankomst ergens in een lente van
jaren terug van onze Italiaanse vrienden van twee huizen verder te horen kregen
dat Gianni een ernstig auto-ongeluk had gehad. Zijn autootje was, op de
terugweg van het wekelijkse uitstapje naar de markt, vol in de flank getroffen
door een autocoureur op topsnelheid en op de verkeerde weghelft. Gianni was
over een muurtje de weg afgetorpedeerd en total
loss een aantal meters lager in de berm terechtgekomen. Toen hij was
uitgezaagd en naar het universitaire ziekenhuis van Parma was vervoerd bleken
er nog maar weinig botten over die hij niet had gebroken. Ook waren diverse
ingewanden gescheurd en doorboord. Hij was, met andere woorden, een wrak. Pas
na drie maanden was hij in staat om zijn vinger weer naar zijn neus te brengen.
Weer een maand later slaagde hij er in om zelfstandig een lepel in zijn mond te
stoppen.
Onder
dergelijke omstandigheden leek het ons voor Gianni onwaarschijnlijk, zo niet
onmogelijk, om ooit nog zijn oude way-of-life
te hervatten. Hij was tenslotte ook de jongste niet meer en wij stelden ons al
een situatie voor waarin hij als pensionato
zijn levensdagen sleet in een aangepaste woning in het dorp tien kilometer
verderop. In de directe nabijheid van zijn zus, die dan meteen een zorgzaam
oogje in het zeil kon houden. Maar wij onderschatten zijn wilskracht, of
koppigheid, of combinatie van beide. Of zijn onvermogen om iets anders te zijn
dan contadino, wat geen beroep is
maar een roeping. Of zelfs dat niet eens, maar iets nog veel intensers, een
door het opperwezen toegewezen lotsbestemming. Een gewone sterveling zou
vermoedelijk na een aantal pijnlijke en frustrerende ervaringen alle pogingen
hebben gestaakt om plaats te nemen op een oncomfortabele en niet geveerde
bergtractor op rupsbanden.
Maar
als de bergtractor onderdeel is van jezelf is dat geen optie. Dus toen we het
jaar daarop in de lente terugkwamen werden we als vanouds ontvangen met geplof,
gereutel en vervuilde dieseldamp en was de Siamese symbiose van man en machine
hersteld. Het enige verschil was eigenlijk dat Gianni nog welsprekender klaagde
dat het allemaal niet meeviel.
Hoe betrekkelijk dat
laatste was bleek wel het meest duidelijk tijdens de situatie met het water.
Maar daarover hebben we het wel eens een andere keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten