zaterdag 1 juli 2017

Kwaaie Kop





Stel je nou toch eens voor dat je ergens serieus de baas bent. En dan niet een beetje democratisch de baas, zo van “vooruit joh, doe jij maar het woord namens onze club”, maar echt de baas, alfa plus, de allergrootste aap op de rots. Wat zou er dan aan de hand zijn als je werd aangeduid als Kwaaiekop? Chronisch slecht humeur? Onberekenbare uitbarstingen van een buitensporig cholerisch gemoed? Je zou het in ieder geval niet moeten horen, dat Kwaaiekop, want dan zou je echt helemaal door het lint gaan. 

Stel je Frans Timmermans voor, die met schuim op de bek door Brusselse gangen dendert. Van alle talen op de hele wereld is hij overgegaan op onvervalst Limburgs. Deuren worden dichtgeslagen. Medewerkers vluchten weg in blinde paniek. Elke ontmoeting met den Frans moet nu koste wat kost worden vermeden. Het is weer zo’n dag! In zo’n geval kun je jezelf voorstellen dat medewerkers achter zijn rug zacht (onhoorbaar) tegen elkaar fluisteren. “Hij heeft op dit moment een ongelooflijk kwaaie kop. Vanmiddag maar weer eens kijken of er met hem enig land te bezeilen is.”

Zoiets dus. Kwaaiekop is een naam die mogelijk wel bestaat, maar die nooit en te nimmer in de openbaarheid dient te treden. Om die reden is het opmerkelijk dat in Rimini en omstreken (zij het geruime tijd terug) een geslacht de baas was dat luisterde naar de naam Malatesta. En dat voortdurend ruzie maakte met de buren, zoals de Montefeltro’s van om de hoek. Kortom: heersers van de zuiverste soort, altijd in oorlog. Altijd aan het knokken, vernietigen, verminken, plunderen, vermoorden, brandschatten, en nog zo wat van die hobby’s. En dan na tientallen jaren verbaasd dat de resultaten toch allemaal wat tegen vallen. En dat de klootzakken van de buren er met de grootste buit vandoor zijn gegaan.



kitsch in de Tempio
In Rimini is men er helemaal weg van, van dat kwaaiekoppengedoe. Want je moet het toch ook allemaal zien als een vorm van beschaving, waarbij de heren mecenassen met het gestolen geld heel wat nalieten waar we tegenwoordig nog mooi van kunnen genieten. Neem die fijne Tempio Malatestiano in het centrum van de stad, dat met marmer gepimpte kerkje, echt een mooi stukje architectonisch hoogtepunt. En er is ook nog een kasteel (het Castel Sismondo aan het Piazza Malatesta) dat nu stevig onderhanden wordt genomen, want volgend jaar is er het gedenkwaardig moment dat de grootste der Malatesta’s, Sigismundo Pandolfo (bijgenaamd de wolf), 550 jaar geleden aan zijn einde kwam (op een burgerlijk ziekbed overigens, wat een deceptie!). De feestelijkheden zijn onlangs, met een fraai vuurwerk rondom dat kasteel, al geopend.



Montefiore Conca; de Rocca valt niet te missen
Maar dat alles is hier slechts zijdelings van belang. En we waren bovendien totaal niet op de hoogte van deze gehele geschiedenis toen we onlangs op pad gingen naar het pittoreske plaatsje Montefiore Conca, gelegen in het achterland van Rimini, en behorend tot het selecte gezelschap van de mooiste dorpjes van Italië (“i borghi più belli d’Italia”). De weg was recht en de weg was krom. Maar voor een belangrijk deel (en dan vooral het laatste stuk) heel erg krom, smal en steil omhoog. Boven op een flinke heuvel, kortom, en tevens in het bezit van een fors uit de kluiten gewassen kasteel, de Rocca di Montefiore Conca. In de middeleeuwen was het plaatsje immers, niet voor niets, de hoofdstad van de hele vallei van de Conca.

Van die glorie is, op het kasteel na, weinig meer over. Montefiore is een slaperig dorpje waar helemaal niets gebeurt. Het bezit een bar (mogelijk twee), een restaurant, een farmacia, en dat is het dan wel. O ja: en een theater, waarvan we niet konden uitmaken of het alleen een openluchttheater is, of ook nog een gesloten afdeling kent. En op straat is ongeveer geen sterveling te bekennen.

Er is ook een dorpspomp, en dat is het meest intensief gebruikte onderdeel van het dorp. Het plaatsje is namelijk een uitdaging voor wielrenners, die zichzelf willen bewijzen dat ze veertien procent stijging best aankunnen. Wielrennen is ongelooflijk populair in de omgeving, vooral bij oudere mannen met overgewicht. En die hebben heel veel water nodig om af te koelen als ze eenmaal boven zijn. De stoom komt uit hun oren. Hun kop is ze rood als een boei (of een biet voor mensen die niet aan het water wonen). In hun situatie is inderdaad, om het kernachtig uit te drukken, sprake van een malatesta. Het ziet er niet uit. Het kan niet gezond zijn dit soort dingen bij een graad of dertig te doen. Maar de dorpspomp van Montefiore is de kleine strohalm die de intensive care op afstand houdt.

Wat zou vooral oudere mannen met overgewicht tot de fiets brengen? Je ziet de huiselijke situatie bijna voor je. “Ga jij maar lekker fietsen,” hoor je moeder de vrouw zeggen als de oudere man met overgewicht doende is zich in zijn strakke en mallotig gekleurde kleding te wurmen. In dit soort situaties is er nog sprake van een moeder de vrouw, hoewel dat in het algemeen een uitstervende soort is. “Blij dat je me de komende uren niet voor de voeten loopt”, lees je in het tekstballonnetje boven haar hoofd. Want wat is ie toch moeilijk te handhaven in huis. Zich altijd overal tegenaan bemoeien en voortdurend alles kwijt.

Mogelijk is hier sprake van een positieve correlatie tussen fietsbehoefte en beginnende dementie. Hoe snel worden hersencellen afgebroken door overmatige inspanning en oververhitting van de bovenkamer? In dit geval zijn ernstige verdenkingen meer dan op zijn plaats. Het schilderachtige personage dat naast ons een kopje koffie heeft genuttigd komt, bijna meteen na vertrek, terug om zijn helm op te halen. Vergeten. Dat ding zit zo vaak op de kop dat je vergeet dat je hem hebt afgezet. En weg is ie weer! Zijn tafeltje wordt afgeruimd door de jongedame van dienst die niet heeft bezuinigd op oogmake-up. Maar blind is ze geenszins, want ze neemt de eveneens vergeten bril maar naar binnen. Dat ding zit immers zo vaak op de kop dat je vergeet dat je hem hebt afgezet. Samen met de helm geven ze de wielrenner het zo bekende voorkomen van een reusachtig, zij het mislukt, insect. Een minuutje later is de wielrenner weer terug voor zijn bril. Vijf minuten later duikt hij nogmaals op, nu in gezelschap van zijn fietsmaatje. Blijkbaar ook even kwijt geraakt. Voor de zekerheid nemen beide heren nog maar een duik onder de dorpspomp. Daarna verdwijnen ze uit ons zicht en ons leven.
Gezicht op het dorpsplein vanaf de Rocca
Daarna zijn we weer de enige bezoekers. Later komen we nog een jongeman tegen die van alles loopt te fotograferen en ook spullen bij zich blijkt te hebben om te schetsen en te tekenen. Maar drukker gaat het niet worden. Ook in het uit de kluiten gewassen kasteel zijn we de enige klanten, en wel (volgens de kaartjes) betalende bezoekers nummer 9316 en 9317. Voor een kasteel dat in 2008 na een iets te ingrijpende restauratie (waarin ook enkele twijfelachtige ingrepen van eerder herstel zijn gecorrigeerd) zijn poorten weer opende lopen de bezoekersaantallen niet over. Het meisje dat ons de kaartjes verkoopt leeft en beweegt gelukkig nog als we binnenkomen.
 
Waarom is het toch zo rustig hier? Dat vragen we ons af als we door de imposante ruimten dwalen en heel veel treden beklimmen om op het panoramisch dakterras uit te komen. Waarom voor heel veel geld een kasteel opknappen om er vervolgens zo weinig mee te doen? Maar (trouwens) wat een verademing na de Disneyland-transformatie van het een stukje verder gelegen kasteel van Gradara, waarin op Amerikaanse wijze de hele boel is herbouwd met moderne baksteen en het dorpje eromheen tot een soort bazaar is omgetoverd. Daarheen worden dag en nacht (vooruit: avond) bussen vol toeristen uit Rimini naar toe gesjouwd, terwijl het nota bene in de buurregio Marche ligt, dus eigenlijk van de concurrent is. En bovendien maar een klein beetje kwaaiekoppig, want Pandolfo werd er in 1463 uitgesodemieterd.
Dus dat is wel een klein raadsel: hoe oprecht is die Riminese kwaaiekop-adoratie eigenlijk? Wat houdt de provincie bijvoorbeeld tegen om alle dagen busladingen toeristen naar boven te rijden? We kunnen wel een paar argumenten bedenken. In de eerste plaats ontbreken de winkeltjes met overbodige waar, want de gemiddelde Rimini-ganger houdt niet van kunst, cultuur en geschiedenis, maar van shoppen. In de tweede plaats valt er geen bus met goed fatsoen het steile weggetje naar Montefiore op te krijgen. In de derde plaats moet er ook compassie zijn voor de waterbehoeften van de fietsende oudere man met overgewicht. De toegang tot de dorpspomp mag niet door busvervoerde meutes in het gedrang komen. 
En in de vierde plaats is het kwaaiekoppen-bezit van Montefiore al even beperkt als dat van Gradara, want Pandolfo werd in 1462 ook uit Montefiore Conca geknikkerd. Over alternatieve feiten gesproken. Sic transit gloria mundi! 

Met een gerust gemoed hebben betalende bezoekers nummer 9316 en 9317 Montefiore Conca dan ook in de rustige marge van de geschiedenis achtergelaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten