donderdag 19 februari 2015

Eters aan tafel (onder tafel?)


In de mistige Nederlandse winter heb je licht de kans om weg te dromen naar Italië. Een Italië dat voortdurend warm en zomers is. Het zonnetje schijnt. Je rijdt over pittoreske wegen door een vriendelijk landschap. En dan is het (zoals altijd, eigenlijk) weer een beetje etenstijd en besluit je de reis te onderbreken op een prettig terras.

In een klein, schilderachtig dorp (verdomd! het is echt gebeurd, maar wat lijkt het al weer lang geleden) belanden we op deze wijze bij de Ca d’Fantin, dat zijn aanwezigheid op een simpel en robuust uithangbord internationaal kenbaar maakt. Onze nostalgische opvatting ergens off the beaten track in een nog nooit opgemerkte oase een unieke ontdekking te hebben gedaan wordt achteraf volkomen gelogenstraft als we op het wereldwijdeweb ontdekken hoe Trip Advisor in alle talen van de wereld de Ca aan zijn boezem heeft gedrukt.

Maar goed: op het terras blijkt het goed toeven. En het eten is helemaal wat je van een totaal nieuw ontdekte restaurantervaring zou mogen verwachten.


Dat wordt niet anders (en daar gaat dit blogbericht eigenlijk over) als we in de gaten krijgen dat we te maken hebben met charmante maar ongenode gasten aan tafel. Of, beter gezegd, onder tafel. Want daar duikt plotseling een erg nieuwsgierig en elegant poezenbeest op dat ons met twee tamelijk afwijkende ogen nieuwsgierig staat op te nemen.
En een metertje verderop, onder een bankje, bevindt zich haar poezenkind. En potverdrie, de gelijkenis is sprekend!

De afloop laat zich raden. Het werd een lunch vol geanimeerde aandachtvragerij. En bedelen om eten. De vers uit de tuin geplukte boontjes en tomaten mochten we geheel voor ons zelf houden, maar het smakelijke stukje parelhoen (eet je, in dit geval de betere niet geheel vegetarische helft van Droomhuis Italië, toch ook niet elke dag) werd volgens alle regelen van eerlijk proportioneel delen door twee monden genuttigd. Strikt genomen door een mond en een bekje, maar een kniesoor die daar op let.


Want ach, het was mooi weer. Zoals altijd als je weg droomt naar Italië. En een fijn glas wijn bij de maaltijd doet wonderen. En daarna gingen we vol goede moed verder, een tevreden moeder en kind achterlatend.

woensdag 4 februari 2015

Zware dreun voor de betrekkingen?

Normaal gesproken houden we als Droomhuis Italië een prettige distantie tot de actualiteit en de waan van dag, maar soms voelen we toch een noodzaak om ergens iets van te vinden. Vandaag werden we opgeschrikt door het nieuws dat het Italiaans er in Amsterdam binnenkort mee ophoudt.

Strikt genomen is dat een lichte vorm van overdrijving (populisme, demagogie), maar we zijn dan ook danig van ons stuk gebracht door het voornemen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) om de studie Italiaans als zelfstandige studie op te doeken. Dat is, zo meldt ons Het Parool, in ‘houtskoolschets’-vorm uitgelekt. Zelfs de wijze van formulering van dit nieuws draagt bij aan onze ambivalentie (wie schetst onze verbazing?), want houtskool lekt in de regel niet. Daar hebben we vloeistoffen voor.

Voordat we echter in beeldspraak kopje onder dreigen te gaan (nog meer beeldspraak!) ondernemen we niettemin een poging de feiten op een rijtje te krijgen. Ook ontmoedigend nieuws krijgt onze journalistieke geneigdheid er niet onder. Als we het correct formuleren  heeft de Faculteit der Geesteswetenschappen van de UvA het voornemen om de kleine talenstudies op te heffen, waarbij de opleidingen Arabisch, Hebreeuws, Servisch-Kroatisch, Tsjechisch, Pools, Italiaans, Scandinavisch en Nieuw-Grieks als zelfstandige studies verdwijnen. Dat werpt een aantal vragen op, zoals:
  • Wat kwalificeert een taal als kleine taal? Anders gesteld: hoe groot moet je zijn als taal om in Amsterdam zelfstandig te blijven?
  • Is hier sprake van koude sanering, of biedt de alma mater een alternatief?
  • Als Italiaans in Amsterdam wordt gemarginaliseerd, naar welke enclaves van verlichting kunnen de studieuze liefhebbers van la bella lingua dan nog uitwijken?


Wat de omvang van het Italiaans betreft is het een algemeen bekend feit (want ontleend aan Wikipedia) dat wereldwijd ongeveer 63 miljoen Italiaans sprekenden rondlopen. Dat betreft dan wel uitsluitend mensen die het Italiaans verdomd goed machtig zijn, want de welwillende amateurs waartoe we ook onszelf rekenen zijn in dit getal niet opgenomen. Amsterdam trekt dus wel een grote broek aan: op deze manier lijken alle argumenten aanwezig om bij tegenvallende belangstelling ook het Nederlands als zelfstandige studie op te heffen.

Er gaat ook iets voor in de plaats komen, zo wordt beloofd. Het Italiaans zal nog  als regiostudie  en minor kunnen worden gevolgd. Los van het feit dat hier belachelijk en onbegrijpelijk universitair jargon wordt gebezigd is dit natuurlijk een huiveringwekkend toekomstbeeld. Italiaans wordt dan net zo iets als Fries en Limburgs. De ‘provincialen’ uit Rome, Milaan en Napels zullen het Amsterdams universiteitsbestuur dankbaar zijn.

Voor studenten lijkt niets meer te resten dan zelf uit te wijken naar de provincie. Naar het schijnt bevinden zich ook studies Italiaans in Leiden en Utrecht. En Groningen heeft, als bijna alle hoop vervlogen lijkt, nog iets grappigs als een brede studie Europese talen en culturen (ETC) waarin je ook Italiaans mag spreken.

In het kader van de vlucht vooruit kiest faculteitsdecaan Frank van Vree ook nog eens voor een persoonlijke aanval op de studenten door ze te beschuldigen van luiheid. Studenten studeren gemiddeld slechts 26 uur per week (wie heeft de stopwatch vastgehouden om het feit te registreren?), terwijl er 42 uur voor staat gepland. Ze gebruiken de rest van hun tijd om andere vakken te volgen of om zich buiten hun studie te ontwikkelen. Dat is inderdaad een sluitend bewijs voor verregaande luiheid.We zien de beteuterde bureaucraat  helemaal voor ons. Ontwikkeling buiten de studie, het zou verboden moeten worden! Boekhoudkundig is de opleiding helemaal volgepland met een gemiddelde studiebelasting van 60 EC per studiejaar. Dat is academisch jargon voor 1680 studie-uren per jaar. Studenten mogen 12 weken per jaar op vakantie. En dan slagen die verdomde studenten er in om met een gemiddelde werkweek van drie dagen die twaalf weken ook te pakken. Een nachtmerrie.

Uit eigen ouderlijke ervaring zijn we bekend met het fenomeen. 50% van onze eigen kleine steekproef studeerde ooit op de UvA en slaagde geesteswetenschappelijk op soortgelijke manier. Psychologie is makkelijk als avondstudie te doen naast een baan, mocht dat nodig blijken. De andere 50% diende in Delft technisch georiënteerd stevig aan te poten. Dat verschil echter, beste Frank, is de regelrechte consequentie van de stompzinnige manier waarop in Amsterdam het onderwijs is georganiseerd. En misschien ook wel van de docenten die het allemaal al snel mooi genoeg vinden. Hand in eigen boezem,  misschien?


En bovendien (laten we wel wezen): Is de ontspannen houding van de studenten ten aanzien van de zogenaamde studielast niet tevens een mooi en treffend voorbeeld van de bijzonder Italiaanse attitude van il dolce far niente? Die studenten, beste Frank, zijn eigenlijk verdomde goed bezig zich de wezenskenmerken van de Italiaanse mentalità eigen te maken. Ze studeren geen Italiaanse cultuur. Ze leven Italiaanse cultuur. Zegt immers jouw eigen digitale studiegids niet treffend: "Italië is een goede voedingsbodem voor creativiteit"?